Verzekeringen voor (ex-)kankerpatiënten
Mensen die te maken hebben (gehad) met kanker ondervinden na hun ziekte en behandeling vaak heel grote moeilijkheden in verband met verzekeringen.
Mensen die te maken hebben (gehad) met kanker ondervinden na hun ziekte en behandeling vaak heel grote moeilijkheden in verband met verzekeringen. Deze moeilijkheden kunnen zowel met nieuwe als met bestaande verzekeringen te maken hebben. Bij nieuwe verzekeringen zien we moeilijkheden om een verzekeraar te vinden die (ex-)patiënten nog tegen een normaal tarief wil verzekeren. Voorbeelden hiervan zijn er rond: - Hospitalisatieverzekeringen. - Schuldsaldoverzekeringen bij hypothecaire kredieten. Bij lopende verzekeringen zien we dat verzekeringsmaatschappijen zich niet correct houden aan eerder (voor de ziekte) gemaakte afspraken. Voorbeelden hiervan zijn - De verzekeringsmaatschappij verhoogt tussentijds de afgesproken tarieven en premies. - De verzekeringsmaatschappij wijzigt de polisvoorwaarden. - De verzekeringsmaatschappij roept in dat de klant bepaalde zaken in verband met zijn/haar ziekte heeft "verzwegen", "valse verklaringen" heeft afgelegd of medische en andere gegevens niet correct heeft meegedeeld. Toch bestaan er in verband met verzekeringen een aantal wettelijke bepalingen en andere rechtsregels, die door alle of bepaalde betrokkenen (verzekerden en/of verzekeraars) moeten worden nageleefd. We geven hierna een overzicht van de belangrijkste bepalingen.
Een verzekeringscontract of verzekeringspolis is een overeenkomst of contract gesloten tussen: een persoon die: - financiële veiligheid en zekerheid zoekt, - tegen een aantal gevaren of risico's, - liefst onder de voordeligste (premie- en andere) voorwaarden, en een verzekeringsmaatschappij die: - hoofdzakelijk winst (zeker geen verlies!) nastreeft; - maar toch (ook, soms) rekening houdt met andere, vooral sociale bekommernissen. Een aantal aspecten van de hier bedoelde verzekeringscontracten worden geregeld door de wet of door een ander overheidsinitiatief. De belangrijkste wettelijke bepalingen met betrekking tot alle of bepaalde verzekeringscontracten zijn: De LVO-wet of Wet (van 25 juni 1992) op de landverzekeringsovereenkomst met haar latere wijzigingen en talrijke uitvoeringsbesluiten. De Wet patiëntenrechten of Wet (van 22 augustus 2002) betreffende de rechten van de patiënt. De Antidiscriminatiewet of Wet (van 25 februari 2003) ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de Wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Van zeer groot belang is dat er tot nu toe in België (maar veelal ook elders) voor verzekeraars geen enkele wettelijke verzekeringsplicht bestaat. Anders gezegd betekent dit dus dat er geen enkel recht op verzekering bestaat voor om het even wie, met of zonder ziekte of handicap.
Op elke verzekeringnemer rust een zgn. spontane mededelingsplicht. Dit betekent dat de verzekeringnemer bij sluiten van het contract verplicht is nauwkeurig mededeling te doen van alle hem bekende omstandigheden (die hij redelijkerwijs moet beschouwen als gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar). Hij moet de verzekeraar evenwel geen omstandigheden meedelen die deze verzekeraar reeds kende of redelijkerwijze had moeten kennen. De verzekeraar is niet verplicht daartoe zelf vragen te stellen. Doet hij dat wel en wordt op sommige van zijn schriftelijke vragen geen antwoord gegeven, terwijl hij toch wel het contract of de polis sluit, dan kan die verzekeraar zich later, behalve in geval van bedrog, niet meer beroepen op het niet beantwoorden van de betrokken vragen. Het opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico, waardoor de verzekeraar misleid wordt bij de beoordeling van het risico, maakt het verzekeringscontract nietig. Bij onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens, is het contract niet nietig, maar geldt een mildere regeling die meer in verhouding staat met de ernst van die onopzettelijke tekortkoming. Ook al kan (ver)zwijgen soms een oplossing lijken (meer dan eens zelfs op aanraden van bepaalde verzekeringsadviseurs …), moeten we benadrukken dat het volgens de wet niet mag en enkel leidt tot "schijnverzekeringen". Deze regeling geldt niet alleen bij het sluiten van een verzekeringscontract. Ook daarna moet de verzekerde nieuwe of grondig gewijzigde omstandigheden die het risico aanmerkelijk en blijvend verzwaren aan de verzekeringsmaatschappij meedelen. Maar! Van zeer groot belang is dat deze laatste regeling niet geldt bij levensverzekeringen noch bij ziekteverzekeringen.
Met betrekking tot het meedelen van medische informatie zijn er (door de wet patiëntenrechten) belangrijke nieuwe of gewijzigde rechtsregels ingevoerd. Samenvatting: Een door de verzekerde gekozen arts (b.v. de huisarts) heeft voortaan de mogelijkheid (vroeger was dat de verplichting) om aan de patiënt of verzekerde bepaalde geneeskundige verklaringen af te leveren, voor zover die nodig zijn voor het sluiten of het uitvoeren van het verzekeringscontract Met betrekking tot die geneeskundige verklaringen geldt nu een belangrijke beperking: die verklaringen moeten beperkt blijven tot een beschrijving van de huidige gezondheidstoestand. Tevens moet de arts er op letten dat zijn patiënt daarbij in geen geval "onder druk" mag worden gezet (door de verzekeraar). Ook adviserende artsen van verzekeringsmaatschappijen kregen belangrijke beperkingen opgelegd: - Geneeskundige verklaringen mogen uitsluitend worden bezorgd aan de adviserende arts van de verzekeraar. - De adviserende arts mag aan de verzekeraar geen informatie geven die niet relevant of niet van belang is voor het risico waarvoor de verklaring wordt opgemaakt of die betrekking heeft op andere personen dan de verzekerde zelf (b.v. diens familieleden). - De adviserende arts moet (op het moment dat er geen risico meer bestaat voor de verzekeraar) de geneeskundige verklaringen teruggeven aan de verzekerde of, in geval van overlijden, aan diens rechthebbenden indien zij erom verzoeken. Er is ook uitdrukkelijk bepaald dat het medisch onderzoek enkel kan steunen op de voorgeschiedenis van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekernemer en niet op technieken van genetisch onderzoek die dienen om de toekomstige gezondheidstoestand te bepalen. De wet zelf bepaalt zeer nadrukkelijk dat genetische gegevens (hoe ze ook werden bekomen, dus niet alleen via genetische testen) niet mogen worden meegedeeld. Met betrekking tot medische attesten betreffende de doodsoorzaak, bij levens- en gelijkaardige verzekeringen (zgn. post-mortem-attesten), verandert er niets aan de bestaande regels: op voorwaarde dat de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten geeft de arts van de verzekerde aan de adviserende arts van de verzekeraar een verklaring af over de doodsoorzaak. Ook al zijn deze nieuwe regels nu algemeen van toepassing, toch is er op dit moment nog heel wat werk aan de winkel om alle betrokken artsen goed te informeren over hun gewijzigde rechten en plichten. Dit geldt zowel voor huisartsen en andere behandelende artsen als voor de adviserende artsen.
In alle verzekeringscontracten of -polissen moet bijzondere aandacht gaan naar de zgn. uitsluitingen. Uitsluitingen zijn alle door de betrokken polis niet verzekerde gevallen. Uitsluitingen kunnen: - Door de wet uitdrukkelijk worden opgelegd, zoals b.v. voor schadegevallen die door de verzekerde zelf opzettelijk zijn veroorzaakt. - Door de wet uitdrukkelijk worden toegestaan, zoals b.v. voor schade of schadegevallen die zijn veroorzaakt door zgn. zware of grove fouten die dan wel door de verzekeraar op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de betrokken polis moeten zijn opgesomd. Belangrijkste concreet voorbeeld: een auto besturen onder bewezen invloed van drugs of van alcoholintoxicatie. - Om een of andere reden kaderen in het eigen beleid van de verzekeringsmaatschappij. Belangrijkste concreet voorbeeld: de vrij algemene uitsluiting in hospitalisatie- en ziekteverzekeringen van ziekten of lichaamsgebreken waarvan bewezen is dat ze reeds bestonden bij het sluiten van het betrokken verzekeringscontract, soms ook wanneer die (zeer) korte tijd nadien zijn opgetreden. Een ander voorbeeld is de uitsluiting van aandoeningen waarvoor er wel subjectieve klachten zijn, maar die niet door objectief waarneembare symptomen worden aangetoond. In de praktijk rijst hier vaak de netelige vraag: wie (verzekeraar of verzekerde) moet wat bewijzen? Redelijkerwijze en met toepassing van de gewone algemene rechtsregels is het m.i. (maar ook volgens de beslissingen van steeds meer hoven en rechtbanken) de verzekeraar die zich op zo'n uitsluiting beroept, die daarvan dan ook het bewijs moet leveren. Op dit punt en vooral met betrekking tot de (niet-)verzekering van zgn. vooraf bestaande ziekten of aandoeningen, verschilt de situatie nogal grondig van maatschappij tot maatschappij. Een (beperkt) aantal maatschappijen is bereid bestaande ziekten "gewoon" in de verzekeringsdekking op te nemen wanneer vaststaat dat de verzekerde zelf tot dan er geen kennis van had, of wanneer ze pas tot uiting komen na verloop van een bepaalde wachttijd of carenstijd (volgens de polis : 1, 2, 3 jaar …). Andere maatschappijen sluiten ze integendeel nog steeds volledig uit, ook wanneer de verzekerde er zelf tot dan geen kennis van had, of wanneer ze pas tijdens de vermelde wachttijd ontstaan. Zeker op dit punt is het dus van heel groot belang de polis - liefst vóór het sluiten ervan - aandachtig door te nemen … en zo nodig (… en mogelijk) een betere maatschappij te kiezen.
Door de Antidiscriminatiewet hebben verzekeringsmaatschappijen nu overduidelijk altijd de verplichting steeds een objectieve en redelijke verantwoording te geven voor elk "verschil in behandeling" of zelfs voor elke "ogenschijnlijke neutrale" handelswijze met een "schadelijke weerslag" voor de getroffen consumenten en personen. De bedoeling van deze wet is eigenlijk om te komen tot een algemene maar efficiënte beteugeling - dus ook preventie - van inbreuken op het algemeen principe van gelijkheid en niet-discriminatie, zoals dit is ingeschreven in de Grondwet maar ook in internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens, een aantal Europese richtlijnen, enz. Als algemene regel is er dus een verbod op gelijk welke discriminatie gesteund op onder meer de geboorte, leeftijd, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap, en waarvoor geen "objectieve en redelijke rechtvaardiging" of verantwoording wordt gegeven. Dit verbod geldt onder meer bij het leveren of het ter beschikking stellen (aan het publiek) van goederen en diensten, waarin ook begrepen zijn b.v. verzekeringscontracten aangeboden door verzekeringsmaatschappijen. Persberichten die door beleidsinstanties werden verspreid lieten hieromtrent geen twijfel bestaan: "verzekeraars mogen chronische zieken en mensen met een handicap niet langer discrimineren". In de realiteit valt te vrezen dat, om dit doel effectief te bereiken, meer dan één gerechtelijke klacht en procedure nodig zal zijn. Dit moet dan voornamelijk lopen via zgn. "vorderingen tot staking" die bij de daartoe bevoegde rechter kunnen worden ingesteld door het slachtoffer van discriminatie, door daartoe volgens hun statuten gemachtigde verenigingen, maar ook - en wellicht vooral - door het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Dit Centrum, waarvan de bevoegdheid nu uitdrukkelijk tot deze materie is uitgebreid, treedt nu al steeds vaker en efficiënter op in de hier behandelde problematiek.
Alle bepalingen in verzekeringspolissen moeten steeds "in duidelijke en nauwkeurige bewoordingen" opgesteld worden. Concreter nog: polissen mogen geen enkele clausule bevatten die een inbreuk uitmaakt op de gelijkwaardigheid tussen de verbintenissen van de verzekeraar en de verbintenissen van de verzekeringnemer. Tot nu toe is m.i. jammer genoeg (om allerlei soms nogal rechtstechnische redenen) niet voldoende (ook niet door alle hoven en rechtbanken) gebruik gemaakt van deze door deze rechtsregels uitdrukkelijk aan alle verzekeringsmaatschappijen opgelegde verplichtingen.
Een aantal aspecten werden niet geregeld door de wetgever. Ze hangen af van de goede wil van de verzekeringsmaatschappij of van de markt. Hierbij is de "vrije beoordeling" en "vrije beslissing" door (elke) verzekeraar van zeer groot belang. Als we - ook als (ex-)patiënt - op zoek gaan naar een verzekering, moeten we bijgevolg veel aandacht besteden aan een aantal aspecten zoals de ervaring van en met de (betrokken) verzekeraar, inclusief de mening erover van andere belanghebbenden (zoals patiënten of families, verenigingen, zelfhulpgroepen, enz.) Belangrijke vragen die we ons moeten stellen zijn o.m.: - Wat is het beleid van de verzekeraar, tot welke "cliënten" richt hij zich? - Wat is de marktpositie van de verzekeraar? - Wat is het beleid van de verzekeraar inzake zogenaamde "segmentatie"? Hiermee bedoelen we hoe verschillende risico's door hem beoordeeld of geëvalueerd en al dan niet verzekerd worden. Hierbij maken verzekeraars veelal een basisonderscheid tussen zogenaamde "goede", "minder goede" of "slechte" risico's (zie, ter vergelijking, b.v. inzake autoverzekeringen, de bijzondere problemen van "te jonge" of "te oude" autobestuurders). - Welke eisen stelt de verzekeraar inzake tarifering, rentabiliteit, solvabiliteit, enz.? - Met welke gegevens, statistieken of verwachtingen houdt de verzekeraar rekening? - Hoe gebeurt door die verzekeraar de evaluatie, ook op medisch vlak, van de te verzekeren risico's? Evaluatie van risico's Bij de evaluatie van de risico's kan men stellen dat er op de markt eigenlijk twee extreme standpunten gelden, tot nu toe veelal zonder ruimte voor nuances. Dat wil zeggen dat er voor de verzekeraar gewoon twee mogelijkheden zijn: Ofwel is het profiel "gewoon" of "zonder meer" verzekerbaar. Ofwel is het profiel absoluut niet verzekerbaar. Nochtans zou men kunnen verwachten dat verzekeraars met meer nuances zouden optreden zodat meer mensen zouden beschouwd worden als wel verzekerbaar, zij het dan misschien onder bepaalde voorwaarden of modaliteiten, zoals b.v. Met, liefst beperkte, uitsluiting(en) en bijpremie. Met, liefst beperkte, uitsluiting(en) en, zo nodig, beperkte verzekeringsdekking. Met of na een bepaalde, liefst beperkte, wachttijd of carensperiode. Met bijpremie en franchise of schadevrijstelling (eigen risico). Een correcte naleving van de hoger reeds vermelde Antidiscriminatiewet zal beslist leiden tot een meer algemene toepassing van deze meer genuanceerde benadering van alle (ook zieke of gehandicapte) mensen inkake verzekeringen.
Er worden ongetwijfeld (steeds meer?) vragen, problemen en klachten bekend gemaakt over de gebrekkige, trage, onbevredigende, gang van zaken op de verzekeringsmarkt. Dit feit was al langer bekend bij alle niet vooringenomen, objectief denkende en handelende waarnemers of ingewijden in de verzekeringswereld. Wie er vandaag de dag nog zou aan twijfelen, kan eenvoudigweg verwezen worden naar: De verslagen die elk jaar opnieuw worden gepubliceerd door: - de eigen ombudsman van de verzekeringen; - de CBFA (Commissie voor het Bank- Financie- en Assurantiewezen) tot voor kort de CDV (Controledienst voor de verzekeringen) op basis van de werking van de eigen klachtendienst; De toch wel (vaak erg droevig) sprekende bijdragen en verslagen die geregeld worden opgenomen in allerlei vakbladen, zoals b.v. die van federaties van verzekeringstussenpersonen of -producenten, verenigingen van consumenten (voornamelijk Test Aankoop, automobielclubs, enz.). De verslagen van belangengroepen of -vertegenwoordigers, zoals b.v. verenigingen of zelfhulpgroepen van patiënten, van gehandicapten, van slachtoffers van ongevallen, enz. De berichtgeving, lezersbrieven, kronieken of zelfs speciale rubrieken of uitzendingen in allerlei algemene dagbladen of media.
Reeds in juni 1997 hadden vertegenwoordigers van de consumenten in de Commissie voor Verzekeringen opnieuw (nadat zij dit verzoek reeds in 1994 hadden geformuleerd) maar nu met aandrang, bijzondere aandacht gevraagd voor de hier behandelde problematiek. Na algemene besprekingen eind 1997-begin 1998, gaf dit aanleiding tot de oprichting van een bijzondere werkgroep met vertegenwoordigers uit de verzekeringssector (meer bepaald verzekeringsondernemingen, -tussenpersonen en -consumenten) resp. onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van de toezichthoudende overheden. De opdracht van deze werkgroep bestond erin het geheel van de problemen inzake onrechtmatige bedingen en praktijken in het verzekeringswezen uit te diepen met het oog op efficiënte verbetering van de bescherming van rechten en belangen van verzekerden maar ook van het imago van de verzekering. De opdracht werd afgewerkt met een uitvoerig eindrapport dat door de Commissie unaniem werd goedgekeurd in juni 1999. In dit eindrapport werd toen gekozen voor een getrapte benadering. - In eerste instantie zou de verzekeringssector zelf instaan voor de eigen discipline en eigen regeling onder het toezicht van de Commissie voor Verzekeringen. - Pas in volgende stadia zouden, indien nodig, voorstellen worden uitgewerkt met het oog op nieuwe wettelijke bepalingen of andere overheidsregelingen. Er werd dan door de Commissie voor Verzekeringen, een bijzondere Sectie "Verzekeringspraktijken en -kwaliteit" opgericht. Deze sectie heeft haar activiteiten vrij vlug toegespitst op de problematiek van onrechtmatige praktijken en uitsluitingen bij hospitalisatie- en andere gezondheidszorgverzekeringen. Maar jammer genoeg liepen de gesprekken in deze bijzondere sectie, bij gebreke aan daadwerkelijke goede wil bij alle betrokkenen, maar toch ook wel voornamelijk bij de maatschappijen, steeds moeizamer; sinds 2002 zijn ze zelfs zo goed als stilgevallen. De problemen echter, blijven verder bestaan …
De jongste tijd lijken alle belanghebbenden hun eigen weg te willen gaan. Voor de verzekeringsconsumenten heeft dit enkel verwarrende gevolgen en een steeds groter wordende discrepantie tussen wat hij/zij verwacht en wat hij/zij krijgt. Test Aankoop heeft destijds bij de voorzitter van de Handelsrechtbank te Brussel zogenaamde vorderingen tot staking (dit betekent eigenlijk "Vragen tot stopzetting") ingediend tegen verschillende verzekeringsmaatschappijen. Deze vorderingen hebben betrekking op hun verzekeringsvoorwaarden en -praktijken inzake gezondheidszorgverzekeringen. Hoofdbedoeling was te horen verklaren dat een aantal praktijken in de polissen maar ook in allerlei medische en andere vragenlijsten, in strijd zijn met de wetgeving (voornamelijk Wet op de Handelspraktijken) en bijgevolg moeten "gestaakt" (of gestopt) worden. Bij vonissen d.d. 16 juni 2003 werden de eisen (van TestAnnkoop) grotendeels ingewilligd en verschillende polisclausules en verzekeringspraktijken nadrukkelijk veroordeeld omdat zij in strijd waren met de rechtsregels inzake bescherming van de privacy, met de controlewetgeving op de verzekeringsondernemingen omwille van het onevenwicht tussen verplichtingen van verzekeraar en verzekerden of omwille van onnauwkeurige formulering van clausules, enz. … Het belang van de uitspraak van de rechtbank over deze klachten is bijzonder groot, zowel voor de betrokken verzekeringsmaatschappijen als voor de consumenten, zeker zodra bleek dat geen enkele maatschappij hoger beroep hiertegen indiende. Ook door verzekeringsmaatschappijen worden een aantal initiatieven gepland. Uit officiële mededelingen van hun beroepsvereniging (BVVO, thans Assuralia) blijkt dat de verzekeringsmaatschappijen "klaar staan om antidiscriminatiewet toe te passen" ook al zijn er, volgens hen, in feite weinig of geen echte problemen. Ze vinden namelijk zelf dat hun optreden in de meeste verzekeringscontracten overwegend verantwoord is en "dat de meeste verzekeraars vandaag objectieve criteria hanteren, en dus ook kunnen bewijzen dat zij niet op onrechtvaardige wijze discrimineren". Met betrekking tot (hoger al vermelde) gewijzigde wettelijke regeling betreffende de mededeling van medische gegevens, komen die zelfde verzekeringsmaatschappijen tot het volgende besluit: De wet op de rechten van de patiënt zadelt de verzekeraars ook met grote praktische en administratieve problemen op. Zo is er de verplichting voor de patiënt om de geneeskundige verklaringen te overhandigen aan de adviserende arts van de verzekeraar, die de gegevens zal moeten 'filteren" alvorens ze aan de verzekeraar te bezorgen. Ook hebben we het over de verplichting voor de verzekeraar om de geneeskundige verklaringen terug te bezorgen wanneer de verzekerde hem verlaat. Een dergelijke verplichting is moeilijk verenigbaar met de elektronische middelen voor dossierbeheer en -archivering, waarin de originelen na een bepaalde termijn vernietigd worden. Het nieuwe artikel 95 ondermijnt dus duidelijk de activiteit van de verzekeraars. Dat zal vooral nadelig zijn voor de verzekerden. Enerzijds zal het moeilijk worden om tegen redelijke voorwaarden een verzekering te vinden en anderzijds zal het niet vanzelfsprekend zijn om binnen een normale termijn een correcte schadevergoeding te krijgen." Overduidelijk is er dus nog veel "werk aan de winkel" en is er nog een heel lange weg af te leggen vooraleer verzekeringsconsumenten, in het bijzonder hier (ex-)patiënten en hun families, zullen kunnen komen tot een voor hen (beter) aanvaardbare "behandeling" door private of particuliere verzekeraars …
De situatie van de (ex-kanker-)patiënten en hun familie met betrekking tot particuliere verzekeringen roept bij de consument vaak levensgrote vragen op.
Enkele concrete vragen als voorbeelden, "uit het leven gegrepen": - Geen enkele verzekeraar mag dus naar mijn "genetische gegevens" informeren, maar als ik die gegevens zelf ken, moet ik ze dan zelf meedelen (valt dit onder mijn zgn. "spontane mededelingsplicht")? - Als ik zelf niet over mijn "genetische gegevens" spreek (de wet is immers formeel: "genetische gegevens mogen niet worden meegedeeld"), zullen de meeste verzekeraars mij dan niet de gewenste of zelfs noodzakelijke verzekering zonder meer weigeren? - Als ik destijds een hospitalisatieverzekering of medische zorgverzekering heb gesloten, kan ik dan ook terugbetaling bekomen van alle medische kosten verbonden aan een zgn. preventieve operatie (b.v. preventieve borstamputatie bij gebleken erfelijke belasting) ? - Wat is het antwoord op deze vraag als mijn ziekenfonds zelf tussenkomst weigert (zogenaamd omdat daarvoor geen nomenclatuur-nummer voorhanden is)? - Mag mijn privé-verzekeraar dat allemaal zo maar zelf en eigenmachtig in elk van zijn polissen regelen ? Theoretisch moet het antwoord op al deze vragen telkens worden gezocht in de polis van de betrokken verzekeringsmaatschappijen, maar dan wel rekening houdende met de hierboven aangehaalde wettelijke bepalingen en andere rechtsregels. De ervaring leert echter dat de concrete toepassing van deze rechtsregels in de realiteit vaak botst met praktijken die op de verzekeringsmarkt gelden: - Bijvoorbeeld omdat er bijkomende clausules werden opgenomen in de polisvoorwaarden van alle of bepaalde verzekeringsmaatschappijen; - Of als gevolg van het beleid dat door alle of bepaalde verzekeringsmaatschappijen wordt toegepast. Zo praten de verzekeringsmaatschappijen over de vereisten of "wetten" van de verzekeringstechniek (b.v. weigering of niet-verzekering van personen, soms zelfs families, die reeds ziek of ten minste erfelijk belast zijn).
De jongste tijd blijken een aantal verzekeringsmaatschappijen nu wel bereid om hun verzekeringsvoorwaarden te "moderniseren". Dit geldt ook voor een (al of niet grondige) herziening van bepaalde uitsluitingen zoals b.v. van zgn. vooraf bestaande ziekten of aandoeningen. Deze modernisering gebeurt echter nog veel te weinig in overleg met bijvoorbeeld belanghebbende patiëntenverenigingen. Hierdoor wordt er veel te weinig tegemoet gekomen aan de verwachtingen die leven bij de mensen. Als de verzekeringsmaatschappijen hier niet snel anders tegenover gaan staan, dan mogen we ervan uitgaan dat patiëntenverenigingen (steeds meer) zullen roepen om nieuwe of gewijzigde wettelijke bepalingen die hen daadwerkelijk de verwachte bescherming en beveiliging moeten brengen, zo nodig via andere wegen dan die van particuliere of private verzekeringsmaatschappijen.
Op initiatief van parlementsleden uit verschillende politieke partijen zijn vrij recent wetsvoorstellen uitgewerkt en ingediend, ofwel om een zgn. basisdienstverlening inzake (bepaalde) verzekeringen te organiseren, ofwel om een vrij volledige wettelijke regeling in te voeren betreffende de aanvullende verzekering voor gezondheidsverzorging. De vraag blijft echter wat er concreet met deze voorstellen zal gebeuren en hoe efficiënt ze zullen worden afgewerkt. Het zou in ieder geval voorbarig zijn om nu hieromtrent al bindende voorspellingen te doen. Hetzelfde geldt voor allerlei (goed bedoelde ?) voorstellen die de jongste maanden door de huidige regering zijn aangekondigd of zelfs, al bij de huidige minister van Economie, in voorbereiding (zouden) zijn.
Met de initiatieven van een aantal verzekeringsmaatschappijen enerzijds en van parlementsleden en regering anderzijds komt er eigenlijk, eigenlijk, alles bij elkaar, enkel wat meer hoop op een daadwerkelijke verbetering in het beleid van (particuliere of privé) verzekeringsmaatschappijen. Voor de toekomst meen ik heel oprecht dat alle belanghebbenden moeten blijven hopen op (meer en gelijke) rechten, inclusief een daadwerkelijk recht op alle noodzakelijke verzekeringen. Daartoe moeten we in ieder geval blijven vechten en concreter uitgedrukt: - zoveel mogelijk verbeteringen (mee) nastreven : elke stap, hoe groot of hoe klein ook, op de goede weg helpt, zeker als het maar een eerste stap is - alle beschikbare en bereidwillige krachten en energieën bundelen met het oog op het voor de (ex-)patiënten en hun families te bereiken einddoel: een beter verzekerde gezondheid(szorg); - wie dit echt mee wil realiseren, moet beseffen dat zulks alleen kan door telkens opnieuw zaken en mensen in beweging te zetten en te houden. In afwachting (… van betere tijden) moet m.i. bijzondere aandacht gaan: - naar een grotere en betere ruimte voor de goede trouw van elke partij, in elk verzekeringscontract: veruit de meeste (ex-)patiënten en hun families willen oprecht meewerken … als zij maar zeker zouden kunnen zijn van een goede behandeling door de verzekeringsmaatschappijen - naar het belang van allerlei geschreven documenten (…in plaats van mooie woorden of mondelinge beloften) op een gebied waar het schriftelijk bewijs de algemene regel is; - naar de nodige en nuttige serene assertiviteit in alle cont(r)acten, ook met de verzekeringswereld. (Betere) oplossingen zijn vaak mogelijk. Dus: laat u niet doen, zoek steun, hulp en bijstand. Wat het beleid en de houding van de verzekeringsmaatschappijen betreft is het aangewezen hen op te roepen tot een grotere solidariteitszin en een meer sociale, meer menselijke benadering van de hier vastgestelde problemen. Kan er wel een zeker begrip worden opgebracht voor hun eigen (zgn.) verzekeringstechnische problemen [Opvallend is toch wel - en niet alleen voor ondergetekende - dat de verzekeraars zelf de jongste tijd, met betrekking tot de private-verzekering van overstromingen, met aandrang vragen, ja zelfs eisen, dat de overheid terzake een algemene solidariteit dwingend zou opleggen aan alle burgers, ook voor degenen die zeker nooit met een overstroming te maken (zullen) hebben!], dan zouden zij zelf toch nooit uit het oog mogen verliezen dat achter elke (ex-)patiënt en zijn familie, telkens evenveel mensen staan die zelf al meer dan eens zwaar getroffen zijn en die, ook ten aanzien van de verzekeringswereld, recht hebben op een betere, mensvriendelijke, menswaardige behandeling [Op dit punt ook is opvallend dat privé-verzekeraars zo veel moeite lijken te hebben met een andere, meer sociale, aanpak van de hier aan de orde gestelde problematiek. Voor velen valt echter geenszins te begrijpen dat zij - nu al jaren - a.h.w. een zware juridische strijd leveren tegen ziekenfondsen, die onder meer inzake hospitalisatieverzekeringen, bredere verzekeringsvoorwaarden, met zo goed als geen noemenswaardige uitsluitingen, aan hun leden aanbieden.].
Met dank aan prof. Hubert Claassens, Em. hoogleraar K.U.Leuven, Lid CRIS - Centrum Verzekeringswetenschap, Oud-plaatsvervangend raadsheer Hof van beroep Brussel.