Mogelijke bijwerkingen van chemotherapie
Mensen die met chemotherapie beginnen stellen zich meestal veel vragen over mogelijke bijwerkingen. Lees je dit artikel net voor je chemotherapie start, kun je onder de indruk zijn van de bijwerkingen die hier beschreven worden.
Mensen die met chemotherapie beginnen stellen zich meestal veel vragen over mogelijke bijwerkingen. Lees je dit artikel net voor je chemotherapie start, kun je onder de indruk zijn van de bijwerkingen die hier beschreven worden. Onthoud dat niet elke patiënt alle beschreven bijwerkingen krijgt. Sommige patiënten ervaren slechts weinig of geen bijwerkingen. Of jij bijwerkingen zult ervaren, hangt af van de medicijnen die je krijgt en van de manier waarop je lichaam reageert. Het valt dan ook slechts in beperkte mate te voorspellen welke bijwerkingen jij zult voelen en hoe erg ze zullen zijn. Zorg er in elk geval voor dat je met je behandelende arts praat over elke bijwerking die je ervaart. Hij/zij kent misschien een middeltje om de bijwerking te bestrijden en het voor jou draaglijker te maken. Als je arts niet op de hoogte is van de ongemakken die je ervaart, kan zij/hij er niets tegen ondernemen.
Omdat kankercellen snel groeien en zich snel delen, hebben anti-kankermedicijnen vooral effect op snelgroeiende cellen. Er zijn echter ook normale, gezonde cellen die snel groeien en zich snel delen. En daarom lijden ook deze cellen onder de effecten van cytostatica. Het gaat om de volgende cellen:
Cytostatica kunnen ook cellen beschadigen van het hart, de nieren, blaas, longen en het zenuwstelstel.
De meest voorkomende bijwerkingen van chemotherapie zijn misselijkheid (nausea) en braken, haarverlies en vermoeidheid. Andere veel voorkomende bijwerkingen - die het gevolg zijn van de effecten van chemotherapie op het bloed - zijn verhoogde kans op bloedingen, een verhoogde vatbaarheid voor infecties en bloedarmoede (anemie).
Normale, gezonde cellen herstellen zich meestal snel als de chemotherapiebehandeling is afgelopen. Met het herstel van de normale cellen verdwijnen ook de bijwerkingen. De noodzakelijke hersteltijd varieert van patiënt tot patiënt en hangt ook af van bijvoorbeeld de algemene gezondheidstoestand van de patiënt en de medicijnen die werden toegediend. Sommige bijwerkingen kunnen maanden of jaren blijven aanslepen voor ze volledig verdwijnen. In zeldzame gevallen blijven de bijwerkingen levenslang duren, zoals in de gevallen waar chemotherapie permanente schade heeft toegebracht aan het hart, longen, nieren of voortplantingsorganen. Sommige soorten chemotherapie kunnen jaren na het beëindigen van de behandeling nog bijwerkingen geven. Ze kunnen bijvoorbeeld verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een nieuwe kanker elders in het lichaam. Heel belangrijk is evenwel dat de overgrote meerderheid van de behandelde patiënten geen lange termijn-gevolgen van de chemotherapiebehandeling ondervindt. Het is eveneens van groot belang te beseffen dat chemotherapie, ondanks de bijwerkingen, een krachtig wapen is in de strijd tegen kanker en de voordelen ervan opwegen tegen de nadelen. Als patiënt moet u uw behandelende arts steeds informeren over de bijwerkingen die u ervaart. H/Zij kan vaak een middel hebben om de bijwerking te verminderen en daardoor het volhouden van de therapie voor u vergemakkelijken.
Chemotherapie kan misselijkheid en braken veroorzaken omdat het invloed kan uitoefenen op de darm, de maag en/of op het gebied in de hersenen dat de braakreactie controleert (het zgn. braakcentrum). Patiënten reageren zeer individueel: sommigen hebben geen last van misselijkheid, anderen in lichte mate, nog anderen in zeer hevige mate. Bij sommige patiënten beginnen de symptomen kort na de behandeling, bij anderen uren later. Als je langer dan één dag erg misselijk bent en/of moet braken - of als je zelfs geen vloeistoffen kunt binnenhouden - moet je je arts verwittigen.
Misselijkheid en braken kunnen bijna altijd worden bestreden met andere medicatie. Als je misselijk blijft ondanks tegenmedicatie, moet je je arts opnieuw contacteren. Zij/hij kan een ander of aanvullend middel proberen tot je misselijkheid en braken onder controle zijn. Ook de volgende aanbevelingen kunnen helpen:
Haarverlies of alopecia is een veel voorkomende bijwerking van chemotherapie. Of jij ermee te maken krijgt, hangt af van de medicijnen. Voor je behandeling kan je arts vertellen hoe groot het risico is dat je je haar verliest. Bij sommige chemotherapiebehandelingen verdunt je haar enkel . Haarverlies kan zich voordien op alle behaarde lichaamsdelen: op je hoofd, gezicht, je armen en benen en de schaamstreek.
In de meeste gevallen groeit het haar terug na de therapie, soms begint het zelfs te groeien terwijl de therapie nog bezig is. Soms heeft het "nieuwe" haar een andere kleur of textuur. Een kleurverandering gaat meestal in de richting van een verdonkering. Soms is er ook een sterke verandering van de structuur van het haar: het gebeurt dat het nieuwe haar krullend is in plaats van glad of omgekeerd. Heel dikwijls is het nieuwe haar dikker en stugger dan het oorspronkelijke haar.
Als oncologen aan lotgenoten vertellen dat het risico bestaat dat er haarverlies is, dan zeggen ze er ook altijd heel snel bij: "... maar dat is van beperkte duur ". Vraag je echter achteraf naar de beoordeling van hun levenskwaliteit aan patiënten, dan blijkt dat ze haarverlies door chemotherapie (ook op lange termijn) als de meest negatieve ervaring beschouwen.
Oncologen doen er daarom goed aan om patiënten op voorhand te verwittigen dat de kwaliteit van het haar kan veranderen. Dat is niet altijd in negatieve zin (het haar is meestal steviger), maar het wordt vanzelfsprekend wel als een belangrijke verandering van haar zelfbeeld beschouwd. Het is ook letterlijk "zichtbaarder" dan de resultaten van de lokale behandeling ter hoogte van de borst.
Of de veranderingen in de haarkwaliteit blijvend zijn, is niet te achterhalen. Bij sommige patiënten blijft de verandering, bij anderen niet, maar waarom het ene of het andere gebeurt weet men niet. In de medische literatuur en databanken is er nagenoeg geen informatie over haarteruggroei na chemotherapie te vinden. Wetenschappelijke verklaringen zijn dan ook ver te zoeken. We zitten dus met speculaties over de mechanismen die hierbij een rol zouden spelen.
Een eerste vaststelling is dat wanneer iemand zijn hoofd volledig kaal scheert, het teruggegroeide haar in het eerste aspect en gevoel ook "steviger" lijkt dan voordien. Dat komt natuurlijk omdat de haren korter en op die manier stugger zijn. Wat dan niet verandert, is de haarkleur. Bij haaruitval door chemotherapie is de haaruitval veel dieper: de haarwortel wordt door de chemotherapie aangetast en wil geen nieuw haar meer produceren. Voor alle duidelijkheid: haar is een "dood" weefsel. Haar kent geen bloedcirculatie, dus de chemotherapie heeft alleen effect op de haarwortel. Als de chemische producten uit het lichaam gewassen zijn, kan nieuwe haargroei beginnen. Welke hormonale invloeden op dat ogenblik een rol spelen werd nog nooit onderzocht. Het uiteindelijk resultaat van de haarteruggroei zal sterk afhankelijk zijn van wat zich juist afspeelt ter hoogte van de haarwortel in die fase.
Meestal begint haarverlies na enkele behandelingen. Soms valt het haar geleidelijk uit, soms met grote plukken tegelijk. Het haar dat niet uitvalt, kan dof en droog worden. Enkele aanbevelingen om uw haar te verzorgen tijdens de chemotherapie:
Onder invloed van chemotherapie kun je je zwak en vermoeid voelen. Bovendien kan chemotherapie het vermogen van het beenmerg om rode bloedcellen aan te maken, verminderen. Die rode bloedcellen brengen zuurstof naar alle delen van het lichaam. Heb je er te weinig, dan krijgt je lichaam dus onvoldoende zuurstof. Deze toestand noemt men anemie. Ook anemie uit zich in een verzwakt en vermoeid gevoel. Andere symptomen zijn duizeligheid, koude rillingen of kortademigheid. Meld het steeds aan je arts als je één van deze symptomen vaststelt.
Tijdens je behandeling wordt het aantal rode bloedcellen regelmatig geteld. Blijkt dat je te weinig rode bloedcellen hebt, dan kan een bloedtransfusie noodzakelijk zijn. Ook ijzer, foliumzuur of erytropoëtine (een natuurlijk groeihormoon voor de aanmaak van rode bloedcellen) toedienen behoort tot de mogelijkheden. Hou rekening met de volgende aanbevelingen als je anemie hebt:
Chemotherapie kan je vatbaarheid voor infecties overal in het lichaam verhogen. Dit is het gevolg van de inwerking van de chemotherapie op het beenmerg. Dat kan namelijk minder witte bloedcellen aanmaken, en het zijn net deze cellen die infecties in je lichaam bestrijden.
Tijdens de behandeling wordt het aantal witte bloedcellen regelmatig geteld. Blijkt dat je te weinig witte bloedcellen hebt, dan kan je dokter medicatie geven om het aantal witte bloedcellen niet al te laag te laten komen. Soms moet de behandeling uitgesteld worden of krijg je een lagere dosis.
Om het risico op infecties te verminderen, kun je rekening houden met de volgende aanbevelingen:
Meld alle tekenen die wijzen op een infectie onmiddellijk aan je arts. Dit is vooral van belang als je te weinig witte bloedcellen hebt. Gebruik in geen geval op eigen houtje zelfmedicatie zoals aspirine.
Chemotherapie kan het vermogen van het beenmerg verminderen om bloedplaatjes aan te maken. Bloedplaatjes helpen om bloedingen te stoppen doordat ze samenklitten en zo bloedklonters vormen. Als je lichaam te weinig bloedplaatjes aanmaakt, kun je makkelijker bloedingen krijgen, zelfs na een minieme verwonding. Licht je arts altijd in als je last krijgt van blauwe plekken zonder aanwijsbare oorzaak, kleine rode puntjes onder de huid hebt, rood of roze urineert, of last hebt van zwarte of bloederige stoelgang. Meld ook onmiddellijk bloedingen van je tandvlees of neus.
Net als de rode en witte bloedcellen worden ook je bloedplaatjesregelmatig geteld. Blijkt dat je te weinig bloedplaatjes hebt, dan kan een bloedtransfusie noodzakelijk zijn. Heb je te weinig bloedplaatjes? Hou dan rekening met de volgende aanbevelingen:
Problemen met de huid en nagels
Tijdens de chemotherapiebehandeling kun je problemen met de huid en de nagels krijgen.
Wat de huid betreft zijn mogelijke bijwerkingen:
Bij ernstige jeuk en/of huiduitslag moet je je arts inlichten. Deze symptomen kunnen wijzen op een allergische reactie op één van de medicijnen, die het best zo snel mogelijk wordt behandeld. Sommige cytostatica veroorzaken een verdonkering van de huid langs de ader waar ze werden toegediend. Die verdonkering verdwijnt een tweetal maanden na de therapie. De effecten op de huid kunnen bij sommige cytostatica erger worden als je de huid blootstelt aan de zon. Vraag daarom aan je arts of je veilig van de zon kunt genieten.
Als de medicijnen tijdens de intraveneuze toediening uit de ader lekken, kunnen ze ernstige en blijvende schade aan het weefsel toebrengen. Het is zeer belangrijk om de arts of verpleegkundige onmiddellijk te verwittigen als je tijdens de toediening een pijnlijk of brandend gevoel krijgt op de plaats van toediening.
Wat de nagels betreft zijn mogelijke bijwerkingen:
Tijdens de behandeling is het belangrijk om je mond goed te verzorgen. Smaakveranderingen behoren tot de meest frequente klachten. Chemotherapie kan ook pijnlijke plekken in de mond en de keel veroorzaken. Ze kunnen de mond ook droog en geïrriteerd maken. De pijnlijke plekken kunnen bovendien geïnfecteerd raken door de bacillen die in je mond leven. Dankzij goede mondverzorging kun je een dergelijke verwikkeling in vele gevallen vermijden.
Enkele aanbevelingen om mond, tandvlees en keel gezond te houden:
Verwittig je arts als je last hebt van pijnlijke plekken in de mond. Het kan nodig zijn medicatie te nemen. Als je last hebt van een pijnlijke of droge mond of keel en daardoor last krijgt met eten, kunnen de volgende tips nuttig zijn:
Als chemotherapie de darmcellen aantast, kun je diarree krijgen. Verwittig je arts als de diarree langer dan 24 uur aanhoudt of als die gepaard gaat met pijn en krampen. In ernstige gevallen kan de dokter antidiarreemedicatie voorschrijven. Gebruik in geen geval op eigen houtje medicatie.
Krijg je last van diarree, dan kunnen de volgende aanbevelingen helpen:
Sommige chemotherapiemedicijnen en medicijnen tegen misselijkheid en braken veroorzaken constipatie. Krijg je last met de stoelgang, dan kan je arts een laxerend middel voorschrijven. Gebruik geen laxerende middelen die niet zijn voorgeschreven.
Volgende tips kunnen helpen bij constipatie:
Sommige mensen ontwikkelen na toediening van chemotherapie griepsymptomen zoals spierpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, koorts. Deze symptomen kunnen 1 tot 3 dagen aanhouden. Vertoon je deze symptomen vertoont? Overleg met je arts om infecties uit te sluiten.
Chemotherapie kan de eierstokken beschadigen en de hormoonproductie verminderen. Tijdens de chemotherapie wordt de menstruatie bij sommige patiënten onregelmatig of blijft volledig uit. De hormonale effecten van chemotherapie veroorzaken bij sommige patiënten ook menopauzeachtige symptomen zoals warmteopwellingen.
Schade aan de eierstokken kan resulteren in tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid. Dat hangt af van verschillende factoren zoals de toegediende medicijnen en de leeftijd van de patiënt. Je arts kan je vertellen wat in jouw geval de verwachte invloed is op je vruchtbaarheid. Tijdens de chemotherapiebehandeling is een zwangerschap af te raden, omdat het risico op afwijkingen bij het ongeboren kind groter is. Als kanker wordt vastgesteld bij een zwangere vrouw probeert men de chemotherapiebehandeling uit te stellen tot na de geboorte van de baby. Kan dit niet, dan wordt de therapie uitgesteld tot na de 12e week van de zwangerschap. In sommige gevallen is een zwangerschapsbeëindiging aangewezen.
Sommige cytostatica kunnen de blaas irriteren en tijdelijke of definitieve schade aan de nieren toebrengen. Je arts kan vertellen of de medicijnen die jij krijgt deze bijwerkingen kunnen hebben.
Licht je arts zo snel mogelijk in als je een van de volgende symptomen hebt:
Veel drinken na een chemotherapiebehandeling kan problemen helpen voorkomen.
Het zenuwstelsel beïnvloedt alle organen en weefsels in het lichaam. Chemotherapie kan het zenuwstelsel aantasten, waardoor een heleboel bijwerkingen zich kunnen manifesteren. Aantasting van het zenuwstelsel kan zich uiten in een tintelend of brandend gevoel in handen en/of voeten, zwakte of gevoelloosheid in handen en/of voeten, evenwichtsstoornissen, onhandigheid, problemen om dingen op te rapen of kleding te knopen, stapproblemen, kaakpijn, gehoorverlies, maagpijn en constipatie. Sommige cytostatica kunnen ook de spieren beïnvloeden, waardoor ze zwak, moe of stram worden.
De problemen met het zenuwstelsel en de spieren zijn meestal zeer vervelend, maar vaak van voorbijgaande aard. In bepaalde gevallen moet bij deze problemen medisch worden ingegrepen. Verwittig daarom steeds je arts als je met deze bijwerkingen wordt geconfronteerd. Hij/zij bepaalt dan wat er kan worden gedaan om je problemen te verhelpen.
Sommige cytostatica kunnen blijvende schade aanrichten aan organen zoals het hart, de longen en de lever. Word je met zulke cytostatica behandeld, dan wordt tijdens medische controles extra aandacht geschonken aan het eventuele optreden van deze bijwerkingen.
Zeer frequent, maar nog relatief weinig onderzocht zijn de (dikwijls laattijdige maar langdurige) negatieve effecten op de cognitieve functies. Klachten zijn bijvoorbeeld vergeetachtigheid en concentratiestoornissen.
In zeldzame gevallen is chemotherapie verantwoordelijk voor een nieuwe kanker, zoals leukemie. Deze nieuwe kanker kan zich jaren na de behandeling beginnen ontwikkelen.
Dit hoofdstuk staat onder inhoudelijke controle van dr. Alain Bols, medisch oncoloog, A.Z. Sint Jan, Brugge. en dr. Eveline Decuypere, medisch oncoloog, A.Z. Sint Jan, Brugge.